header image

Very heel mooi!

Posted by: | 28 March 2011 | 10 Comments |

Lieve lezers:)!

Vietnam is awesome! We zijn er nu iets langer dan twee weken en we hebben het helemaal naar ons zin. We zijn begonnen in de Mekong Delta, het verre zuiden van Vietnam en volgens de inwoners van Cambodia het zuidelijke deel van hun land. (Dat was ook zo, vele eeuwen geleden, tot het rijk van de Khmer (= het huidige Kampuchea en gebieden eromheen) zwakker werd en Vietnamezen het gebied overnamen.) Hier werden we meteen in het ‘echte’ Vietnam gedompeld: herrie en drukte, maar toch gezellig – ‘bustling’, zoals de Lonely Planet het zou noemen. Jesse en ik hebben hier een weekje samen rondgedwaald. De boot kwam aan in Chau Doc, vlakbij de grens met Cambodia. Vanaf daar hebben we een heilige berg bezocht – een flinke hete klim, maar wel heel leuk om te zien. Een van de leukste dingen was de rit er naartoe, achterop een xe om, een scooter die zich aanbiedt als persoonlijke taxi. Scooters zijn hier overig in overvloed. Ik zou zeggen dat het verkeer van Vietnam voor 80-90% uit scooters bestaat.

Na Chau Doc zijn we naar Can Tho gegaan, een stadje dat bekend staat om de floating markets die er vlakbij zijn. Deze waren nog meer floating dan die die we in Thailand hadden bezocht, alles vond echt plaats op boten. Grote boten die hun waren adverteerden met een paal op het dak waar ze een paar voorbeelden hadden gehangen, en kleine boten die ertussen voeren om te handelen. Na Can Tho hebben we de stadjes Ben Tre en My Tho bezocht, en een beetje daar rondgefietst, suikerrietsap gedronken en spring rolls (loempia’s) gegeten. Daarna hebben we de bus genomen naar Saigon. In Saigon hebben we 2 dagen sightseeing gedaan, Ho Chi Minh City Museum, ‘People’s Committee’ Building en de Cu Chi Tunnels die een tiental kilometers van Saigon liggen. Dit laatste was echt een circus. We hadden een tour geboekt, omdat er geen andere goede manier was om er te komen. Zo gingen we met een bus vol toeristen en een smooth talking gids op weg. Halverwege de twee uur durende reis stopten we voor een ‘toilet-stop’. Prompt moest iedereen naar de wc natuurlijk, waardoor de werkelijke bedoeling van de stop snel duidelijk werd. Om bij de wc’s te komen liep je door een grote hal waar allerlei mensen aan bordjes, schilderijtjes en andere mooie dingen aan het werken waren. Naast de wc was de winkel waar deze werden verkocht.

De tour van de Tunnels zelf was een Eftelingachtige ervaring. De tunnels waren voor een groot deel verwoest toen de Amerikanen het hele gebied platbombarderen tegen het einde van de oorlog. De tour was een rondje langs nieuw uitgegraven voorbeelden van in- en uitgangen en de vele soorten boobietraps die de Vietcong gevreesd maakten. Tegen het einde was er nog een stukje echte – doch vergrootte (toeristen zijn iets langer dan de kleine Vietcong soldaten waren) – tunnel, waar je doorheen kon lopen. Leuk was het niet, je loopt dubbelgevouwen door het pikkedonker naar een onbekende bestemming. Claustrofobisch voor velen waarschijnlijk, voor mij gelukkig niet, maar wel bedrukkend genoeg dat ik er halverwege uit ben geklommen. Jesse had geen problemen en liep de volledige route van 100 meter uit. Het enige leuke aan de tour, vond hij het.

De dag erna – 19 maart – gingen we Jesse’s moeder van het vliegtuig halen. Terwijl zij haar jetlag uit sliep, wij naar het War Remnants Museum gegaan. Dit museum wordt beter beschreven door haar vorige naam; The American and Chinese War Crimes Museum. Het museum is een grote aanklacht tegen de Amerikanen en Chinezen die zich bemoeiden met het conflict tussen Noord en Zuid Vietnam in de jaren ’60 en ’70. Het museum is geen pretje, aangezien beide (de Amerikanen waren wel het meest dominant aanwezig, vanzelfsprekend) vreselijke dingen hebben gedaan. De vergelijking met de Khmer Rouge-tijd in Cambodia was aanzienlijker dan ik had verwacht. Leuk was het dus niet, maar zeker heel leerzaam.

Na nog een laatste dagje Saigon, nu met Pauline samen, zijn we naar Dalat gereisd, een stadje in de hooglanden. We kwamen hier aan in de stortende regen, de temperatuur was niet veel lekkerder dan een regendag in Nederland. Een taxi reed ons naar een mooi hotel en hier begonnen we het avontuur dat we de afgelopen week beleefd hebben. Dalat staat bekend om de ‘Easy Riders‘. Dit zijn tourguides die je achterop hun motor de hooglanden mee in nemen en je het ‘echte’ Vietnam laten zien. Dit leek ons wel leuk om te doen en  begonnen te kijken wat de mogelijkheden waren. Van een halfdaagse tour van de omgeving, via een plan om in 2 dagen naar het kuststadje Nha Trang te rijden leek het ons uiteindelijk toch wel het leukst om de vijfdaagse trip naar de stad Hoi An, zo’n 500 kilometer ten noorden van Dalat, aan de kust, te doen.

Zo zaten we de volgende dag achterop de motor – elk onze eigen – en reden we door de hooglanden in noordelijke richting. De lucht was wat opengebroken, het regende niet meer en vanaf hoge punten was het uitzicht – zoals mijn bestuurder met de paar woordjes Nederlands die hij had opgepikt tijdens zijn werk zei – very heel mooi! De vijf dagen die we hebben gereden waren echt super. Het enige jammere was dat de bewoners van het hoogland de neiging hebben om jungle om te hakken of plat te branden voor respectievelijk brandhout of ruimte voor cultivering, maar de laatste drie dagen werd dit zeldzamer en zagen we echt nog woeste jungle. Ze lieten ons ook veel aspecten van het dagelijks leven van de hooglanders zien. Wat ze allemaal verbouwen – van kaneel en peper tot koffie en bloemen – en in wat voor huizen ze leven. Ik heb vooral erg genoten van de vele vogels, vooral de ijsvogels, die ik met name de ene laatste dag overal langs de weg zag. 🙂 Het was in ieder geval een super ervaring.

Nu zijn we dus in Hoi An. Het is hier nog steeds lekker Nederlands weer, koud en miezerig. De Oude Stad hier is wel heel mooi en gezellig dus daar gaan we vandaag nog lekker doorheen lopen. Morgen beginnen we dan onze trip naar het noorden. Er is nog veel te bekijken (het fortstadje Hue, hoofdstad Hanoi, het hoogland stadje Sapa, de beroemde Halong Bay), maar we hebben niet zo veel dagen meer over! Ik denk dat dit dan ook ons laatste blog is vanuit het Oosten. Wat is de tijd enorm snel gegaan. En wat hebben we bizar veel meegemaakt. Bedankt dat je ons gevolgd hebt in ieder geval, en vast snel tot ziens! 🙂

Liefs, Jesse en Ariane

under: Reisverhalen

Hoi allemaal!

Het wordt maar eens tijd om het nieuws te breken (is dat in het Nederlands ook een zin? Ik vind van wel..), 9 april vliegen we vanuit Hanoi, Vietnam via Kuala Lumpur, Malaysia terug naar Amsterdam, Nederland! Dat betekent dat we nog maar een maandje te gaan hebben hier in Azië. Deze maand gaan we voor het grootste deel in Vietnam doorbrengen. We zijn nu terug in Phnom Penh om hier ons visa voor Vietnam te regelen en de boot de grens over.

Ons bezoek aan Angkor was heel leuk. We hebben lekker rustig aan gedaan en de grootste tempels op ons gemak bezocht. Het was heel mooi allemaal en we hebben genoten. Jesse kan er beter over vertellen, dus hij schrijft binnenkort een uitgebreider verslag! Naast Angkor hebben we ook het Landmine Museum bezocht dat net buiten de stad ligt. Dit museum is opgericht door een man die op zijn tiende door de Khmer Rouge gerekruteerd werd en zelf vele bommen heeft gelegd. Toen de Vietnamezen binnenvielen is hij naar hen overgelopen en heeft nog lang meegevochten. Toen hij kon is hij uit het leger gegaan en is mijnen en bommen op gaan graven en onschadelijk maken. Hij heeft in totaal zo’n 50.000 bommen onschadelijk gemaakt, zegt hij en een deel hiervan ligt in het museum. Hij is nog steeds bezig met bommen opspeuren en onschadelijk maken. Het hele museum was heel interessant om te zien. Het was ook mooi om de verhalen van de kinderen te lezen die nu bij het museum wonen en er naar school gaan. Veel zijn kinderen die door een landmijn of bom gehandicapt zijn geraakt en dankzij het museum een kans krijgen op een goede opleiding. Op de weg terug zijn we nog gestopt bij een vlindertuin, waar zo’n 20 soorten vlinders te rondvlogen. Ik heb me suf gefotografeerd, en het heerlijk gehad! Wilde vlinders blijven hier amper lang genoeg zitten om te fotograferen, als ze überhaupt al gaan zitten – en deze vlinders wel! Het verschil is waarschijnlijk dat er nu, in het droge seizoen, weinig bloemen zijn waar vlinders op zouden gaan zitten, terwijl die in de vlindertuin in overvloed zijn geplant.

Na Siem Reap hebben we nog half Cambodia doorkruist. We zijn eerst naar het stadje Battambang ten zuiden van Siem Reap gegaan, omdat van alles dat we lazen hier heel enthousiast over was. Daar aangekomen werden we zelf niet heel enthousiast van wat er te doen was (met name het platteland ontdekken en tempels daarin), maar wel van onze superdeluxe hotelkamer van $10! Na een dagje ontdekken boekten we dus maar de bus naar Kampot helemaal in het zuiden. Deze bus werd toch wel de ergste bus tot nu toe in Cambodia. Alle, werkelijk alle bussen in Cambodia zijn tot nu toe te laat gekomen. Meestal ongeveer een uur, soms meer. Deze was ook geen uitzondering en vertrok een uur en een kwartier te laat. De bus ging naar Phnom Penh, daar zouden we op een andere bus stappen naar Kampot. Wij maakten ons niet druk, alleen over wat we zouden gaan doen als straks de bus vanuit Pnhom Penh pas om 6 uur zou vertrekken of iets. Niets was minder waar toen we in Phnom Penh aankwamen. De laatste bus naar Kampot vertrok om 2:15pm, wij kijken snel op de klok: half 3… Maar hij zal toch nog niet weg zijn? Natuurlijk wel! De enige bus die ooit op tijd vertrekt, is degene die wij missen. Toen de man van het busbedrijf die ons het nieuws vertelde vervolgens zei: ‘You are too late!’ brak er even een snaartje bij mij en ben ik bijna echt boos geworden op hem. Ik  zat namelijk keurig om 7:15 klaar voor de bus die om 7:30 uit Battambang zou vertrekken, ik was hartstikke op tijd! Gelukkig wist ik met te bedenken dat deze meneer er ook maar bar weinig aan kon doen en focusten we op belangrijker dingen. Wat nu? Een nachtje slapen in Phnom Penh, of op zoek naar een andere bus. Geld terug was natuurlijk geen optie. We kozen voor de laatste optie en kwamen vervolgens via een zeer behulpzame tuktuk-driver bij de share-taxistand, waar we na wat wikken en wegen in een taxi zijn gestapt die ons in twee uurtjes naar Kampot reed. Dat kosten even wat extra, maar zorgde wel dat we er snel niet meer druk over hoefden te maken.

Kampot is een heerlijk rustig stadje aan een van de vele rivieren van Cambodia. We hebben onze eerste dag er door gebracht met rondlopen, fotograferen (ik vooral..) en lekker eten bij een café dat dove en gehandicapte jongeren ondersteunt. De tweede dag zijn we het nationale park vlakbij gaan bezoeken…met nog 37 anderen. Blijkt dat alle reisorganisaties van de stad hun klanten bij elkaar gooien en allemaal samen met 1 gids op pad sturen. Desalniettemin was het een mooie trip. Het doel van de trip was een Frans hillstation op ongeveer 1000 meter hoogte. Deze is het begin van deze eeuw gebouwd door Franse kolonialisten om te ontsnappen aan de hitte van de lagere landen. Er zijn o.a. een casino, hotel en een kerk. Sinds de onafhankelijkeid in 1953 is het in gebruik geweest door rijke Khmer, als slagveld en later als gevangenis door de Khmer Rouge. Een groot deel van de tijd is het verlaten geweest en er is vrijwel niets van eventuele grandeur over, alleen de kale muren van de gebouwen zelf. Dit in combinatie met de wolken waar je doorheen loopt geeft het gebied een heerlijke spooky sfeer.

Na Kampot zijn we doorgereisd naar het verre westen van Cambodia, Koh Kong province. Het schiereiland die het zuiden van de provincie vormt is nog een mooi ongerept natuurgebied dat sinds kort pas ontdekt en beschermd wordt. We zijn naar de rand van het schiereiland gevaren waar je door een stuk mangrovebos kan wandelen – een surreal gezicht, al die wortels – of toch takken? – die overal in en uit het water steken. Daarna zijn we met een tussenstop in een vissersdorpje (altijd leuk, hallo mag ik even in uw huis kijken en foto’s maken van uw dochtertje? Niet mijn ding…) naar het onbewoonde eiland Koh Kong Island gevaren. Hier hebben een een aantal heerlijk uren doorgebracht met de azuurblauwe zee, palmbomen en de blauwe lucht.

We kwamen helaas tot de conclusie dat er voor ons budget en tijdsbeperking niet heel veel meer te doen is in Cambodia en we hebben besloten wat eerder door te gaan naar Vietnam. Een goede beslissing, blijkt, aangezien er in Vietnam meer dan genoeg te doen is. We hebben een planning zitten maken en het wordt nog krap om alles te zien wat we graag willen zien! Jesse’s moeder reist vanaf de 19e met ons mee door Vietnam, en hier kijken we heel erg naar uit! Twee wordt drie 🙂

Voor onze oversteek naar Vietnam blijven we de Mekong volgen zoals we al sinds Laos doen! We nemen de boot vanuit een stadje ten zuidoosten van Phnom Penh over de grens, daar nemen we nog een boot die ons de Mekong zal afvaren bijna tot de zee. En vanuit daar gaan we de rest van Vietnam ontdekken!

Liefs van Jesse en Ariane

PS.: Ik zal voorlopig niet meer veel foto’s uploaden, omdat onze laptop het weer heeft begeven en we hem dit keer niet hebben kunnen doen herleven. Ik zal proberen nog te uploaden, maar anders doe ik alles als ik thuis ben!

under: Reisverhalen

Kampuchea

Posted by: | 21 February 2011 | 5 Comments |

Hello again!

Inmiddels zijn we al in Cambodia! (: Het gaat zo snel de tijd, niet normaal. Het ene moment denk je, ach, ik heb vorige week nog geupdate, en vervolgens ben je 3 weken verder. Nu dus een update vanuit Siem Reap, Cambodia. Siem Reap zul je misschien wel kennen als de stad bij het legendarische Angkor – hetgeen de reden is dat we hier zijn. Angkor was om en nabij duizend jaar geleden het bruisende hart van het Angkor/Khmer rijk dat toen ook delen van Thailand en Vietnam besloeg. Vele achtereenvolgende koningen achtten zichzelf  dergelijke goden dat ze de bevolking zo groot en zo veel mogelijk tempels in hun eer lieten bouwen.  Dankzij deze koningen staat er, na vele eeuwen, verwoestingen, veroveringen en heroveringen later er nog een hele indrukwekkende stad staat ter herinnering aan de grootsheid van het Khmer rijk.

Voor de Cambodianen is deze stad in een tijd van heropleving en heropbouwing van groot belang. Sinds de Khmer Rouge in 1975 de macht in het land nam hebben zij het volk in een ijzeren greep gehad. Sinds de dood van hun leider, Pol Pot, in 1998 is er ruimte gekomen voor werkelijk herstel en daar is het land nog steeds mee bezig. Hierbij helpt de oude stad van Angkor niet alleen door een flinke bron te zijn van financiën die het “slapende dorpje” van Siem Reap heeft doen opleven – zo dat er nu in de buitenwijken Capelle a/d IJssel-achtige rijtjeshuizen verrijzen. Maar ook door een tastbare herinnering te zijn aan het glorieuze verleden dat het Khmer volk heeft en zo een belangrijke bron van nationale trots. Zo belangrijk zelfs, dat Angkor Wat, de grootste van het geheel, een ereplaats heeft op de nationale vlag.

Dit is de plek die wij morgen gaan bezoeken – en de dag daarna, en de dag daarna weer. Je hebt namelijk 3 dagen nodig om het goed te ontdekken. (Volgens de Lonely Planet heb je een week nodig, maar dat vind ik wat teveel van het goede.)  We zijn hier in Siem Reap terecht gekomen vanuit Pnomh Penh, de hoofdstad van Cambodia. Hier zijn we in de recentere geschiedenis van het land gedoken, de Khmer Rouge tijd. Ik weet niet precies wat iedereen ervan weet – ik wist er helemaal niets van tot ik ging me ging oriënteren op Cambodia – maar ik geef liever teveel dan te weinig informatie over dit onderwerp.

Op 17 april 1975 trok het leger van de Khmer Rouge Pnomh Penh binnen als winnaars van de burgeroorlog die de afgelopen jaren had gewoed. Ze werden met gejuich onthaald, net als in de rest van de steden in het land – mensen waren blij dat de oorlog over was. De Khmer Rouge nam echter direct drastische maatregelen, ze hadden een duidelijk beeld van het soort Cambodia – of  ‘Democratic Kampuchea’, zoals ze het hernoemden (Kampuchea is de Khmer naam voor het land, Cambodia is de Engelse naam), dat zij wilden. Een egalitaire, agrarische samenleving was het doel, en als eerste stap werd de gehele stedelijke bevolking gedwongen hun huizen achter te laten en het platteland in te lopen. Werkte je niet mee, werd je ter plekke neergeschoten. In plekken over het hele land werden zijn in dorpen geplaatst en daar gedwongen 14-18 uur per dag te werken. Al snel ontstonden er voedseltekorten, doordat de Khmer Rouge er op stond rijstvoorraden naar China af te voeren, in ruil voor wapens die ze nodig hadden om de vijanden te bevechtten die hen naar hun mening omringden (vooral de Vietnamezen). Hongersnood was een bijna constante situatie voor het grootste deel van de tijd dat de Khmer Rouge de macht had. Daarnaast voerden ze een campagne van extreme terreur, waarin iedereen continu verdacht was van verraad op welke manier dan ook. Als je een misstap maakte was direct in gevaar, alles kon als een excuus worden gezien om je mentaal, physiek te straffen, of direct af te voeren voor executie. De Khmer Rouge hebben bijna vier jaar de macht gehad in Cambodia, en deze jaren waren pure terror voor het grootste deel van de bevolking.

Een klein beetje hiervan hebben wij zelf ervaren tijdens onze bezoeken aan de grootste gevangenis van Pnomh Penh (en van het hele land) en de ‘killing fields’ waar mensen uit deze gevangenis werden geëxecuteerd en begraven. De gevangenis was ooit een school, maar is door de Khmer Rouge omgebouwd tot ‘Security Prison 21’ (S.21), een centrum voor marteling en ondervraging. De meest verdachte mensen werden hier vastgehouden en gemarteld tot ze bekenden – of niet, en dan toch werden geëxecuteerd. ‘Meest verdacht’ was echter niet zo ernstig als het lijkt, hoewel het voor de Khmer Rouge wel zo was. De meeste mensen die gevangen zat in S.21zaten er omdat ze undesirable waren volgens de Khmer Rouge. De meeste mensen in de gevangenis waren intellectuelen, mensen met een opleiding, mensen die een officiele positie hadden in het regime dat de Khmer Rouge voorging, mensen die in het Khmer Rouge regime of leger een plaats hadden maar niet meer werden vertrouwd of gewild of gewoon boeren of fabriekswerkers die volgens de Khmer Rouge niet deugden. S.21 diende om deze mensen te laten opbiechten voor wie ze werkten (CIA of KGB) en namen te laten noemen van familie en ‘associates’, hiervoor werden de meest gruwelijke methoden ingezet en er zijn veel mensen gestorven tijdens het martelen. Zij die niet stierven in de gevangenis werden afgevoerd naar de executieplekken buiten de stad. Zeven van de 17-20 duizend mensen die de gevangenis ingegegaan zijn hebben het overleefd.

De energie van deze horror was nog verschrikkelijk aanwezig in de gevangenis toen wij het bezochten. Het daalde echt op me neer zodra ik het eerste lokaal binnen kwam. De stalen martelbedden van gebouw A (het martelgebouw) stonden in het midden van de kamer tentoongesteld, verbogen en gebroken op plekken. Met een foto van het laatste vermoorde slachtoffer van de kamer aan de muur werd er weinig aan de fantasie overgelaten. (Terwijl Pnomh Penh werd veroverd door de Vietnamezen in 1979 zijn er nog 14 mensen gemarteld en vermoord voor het gevangenis’personeel’ de stad ontvluchtten. Deze mensen werden later gevonden door de Vietnamezen zoals ze waren achtergelaten.) In de andere gebouwen zijn tentoonstellingen, de voornaamste toont de foto’s de door de Khmer Rouge zelf van elke gevangene voor documentatie is gemaakt bij aankomst in de gevangenis. Deze foto’s van angstige, boze en uitdrukkingsloze gezichten van mannen, vrouwen en kinderen brengen het allemaal nog dichterbij. Na de gevangenis gingen we naar de zgn. Killing Fields, de massagraven buiten de stad waar mensen uit S.21 naartoe werden gebracht om geëxecuteerd te worden. Op het hoogtepunt gingen hier twee keer per maand meerdere trucks volgeladen naartoe. Hier was de energie minder drukkend maar de plek niet minder indrukwekkend. Er zijn 139 massagraven, allen met even vreselijke verhalen. Deze dag was geen leuke dag, maar ik denk dat het oneindig belangrijk is dat mensen te weten komen welke verschrikkingen zich hier hebben afgespeeld en leren over de pikzwarte kant van de mensheid die hier een hoofdrol heeft gespeeld.

Onze reis van de ene hoofdstad (Vientiane) naar de andere (Pnomh Penh) was zeker niet saai, het bestond vooral uit lange busreizen, afgewisseld door rustige dagen rondlopen in stadjes en watervalbezoeken. Maar ik vond het voorgaande belangrijker om te vertellen, en ook interessanter. Ik zal snel ook weer foto’s uploaden. Ik heb geen foto’s van de gevangenis of de killing fields – ik fotografeer graag mooie en leuke dingen, hetgeen ik hier niet gevonden heb. Wel heb ik foto’s van het koninklijk paleis dat we ervoor bezochten. Dit paleis was een klassiek (schaamteloos) vertoon van rijkdom van de koninklijke familie en vormde een sterk contrast met de donkerdere realiteit van Cambodia. De Zilveren Pagoda was de grootste attractie van de paleisgronden, een tempel waarvan de vloer geheel uit zilveren tegels zou bestaan. We hebben hard gezocht naar deze tempel, totdat bleek dat we er al doorheen waren gelopen, maar het niet hadden gemerkt omdat de tegels waren bedekt met tapijten om ze te beschermen. Toch heb ik nog mooie foto’s kunnen maken, vooral van de vele bloemen die er te vinden waren. Van de andere foto’s zal ik wel een beschrijving geven per foto, het is anders te fragmentarisch zo (:

Liefs van Jesse en Ariane

under: Reisverhalen

Older Posts »

Categories